Blijkbaar zijn Mich en ik niet zo snel van begrip. Wij dachten: door naar een nieuwe plek, dan gaan we een beetje op tijd vertrekken. Welnee, we hebben weer tot 14u gelummeld voordat er eens actie in de tent kwam.

Maar Dion had wel gelijk met zijn redenatie waaróm we niet vroeg hoefden te vertrekken. Het was namelijk niet zo ver rijden en op de weg naar Bakhuis kwamen we juist langs een plek met veel beestjes en vogels. Als je daar op het heetste moment van de dag langsrijdt zul je niets zien, dat komt pas tegen 16 uur. Helaas was dat ook nog te vroeg, we hebben daar wel een half uur gewacht maar de beestjes hadden er toen ook nog geen zin in dus reden we maar door. Het was wel heel leuk om te merken dat het landschap zo snel veranderde. Met deze bergen en rode kleur aarde, deed het me aan het Zomba-plateau en aan Mulanje denken!

Om 17u stopte Dion de bus bij een slagboom en bijbehorend gebouwtje. “Hier slapen we” zei hij, en ging op een stoel voor het huis zitten. Dit is blijkbaar een hutje wat door Chinezen is gebouwd en gebruikt, toen zij voor in de boomkapperij hier gestationeerd waren. Nu was het verlaten, maar het voelde dan toch gek om daar zomaar onze intrek te nemen. Er stonden nog allerlei kookgerei, en er lag veel afval om het huisje heen. Ik was blij dat we onze bedjes buiten onder het afdak zetten, daarbinnen slapen leek me niks.

 

 

Ietsje lager liep een riviertje met helder water. Eigenlijk heb je ook maar weinig nodig: een hangmat, een dak boven je hoofd, stromend water en eten. Tenminste, zo houden Dion en doorgewinterde jungle-gangers het prima wekenlang vol. Zij kunnen jagen, drinken water uit stroompjes en hebben verder geen luxe nodig. Ik vond dit riviertje ondertussen een luxe om in te kunnen, maar… was ook wel toe aan een beetje ‘echte’ luxe, zoals een toilet. Ik gebruikte steeds mijn UIXI-plastuit, dat is echt een top ding! Het is een hele verademing vergelijken met de originele vrouwelijke natuur-plas-methode. Maar ja, het blijft een beetje gehannes met een plekje uit het zicht vinden (voelt toch gek als iemand je staand ziet plassen), papiertjes in zakjes frummelen, hoe was je je handen, etc. En als je een grote boodschap moest doen, moest je er met een machete op uit in de jungle. Als je een mooi plekje had gevonden, groef je met de machete en gat, ging daarboven hangen, en na afloop moest je het gat weer dichtgooien. Dit ‘avontuur’ is mij gelukkig bespaard gebleven, met dit vooruitzicht bedacht mijn lichaam dat we wel even 3 dagen konden wachten.

John kookte weer een smakelijk maaltje en ’s avonds vermaakten Mich en ik onszelf door een vuurtje te maken. Ook wel weer mooi: er was één stoel, waar Dion in was neergeploft na aankomst en die hij sindsdien bezet had gehouden. Mich en ik waren aangewezen op het smalle, rugleuning-loze bankje. Ik was wel blij dat er iets van normale zitmogelijkheid vergeleken met de natte omgekeerde boot waar je continu vanaf gleed, maar toch vind ik dat van een gids niet zo voorkomend (John lag lekker in z’n hangmat, als je je dat afvroeg).

De volgende ochtend waren Mich en Dion er al vroeg uit en ook weer terug: Dion had een picolet vogeltje gevangen! Hij had zijn eigen vogeltje ergens neergezet met een speciaal, open kooitje ernaast. Daar was een geïnteresseerd jong wild picoletje in komen zitten, niet wetend wat hem te wachten stond… een verder leven in gevangenschap. Ik dacht er nu pas over na, maar ik vind dat echt heel zielig om een vogel in een kooitje te stoppen. Dat geldt eigenlijk wel voor elk dier, maar een vogel! Het symbool van vrijheid!

Ik lag nog in bed (te lezen natuurlijk) toen ze terugkwamen en met z’n drieën Happy Birthday begonnen te zingen. Oja, mijn verjaardag! Het was een tikje ongemakkelijk daar in m’n slaapzak, maar wel lief. Dion had zelfs een verjaardagscadeautje voor me: als het zojuist gevangen vogeltje een vrouwtje bleek (is bij jonkies nog niet te zien), dan zou hij haar… eh wat was mijn naam ook alweer? Louise? Oké, ja dan zou hij haar Louise noemen. Dit was ook héél ongemakkelijk. Kom op zeg, we hebben veel app contact gehad en zijn al 5 dagen samen op trip. Gelukkig was het niet persoonlijk, want hij wist Michels naam ook niet meer.

De rest van de dag zaten we in de bus op weg naar Fallawatra Green Resort. Dat ligt ongeveer halverwege de weg van Zanderij naar Apoera en was nog een uur of 5 rijden. Af en toe dacht ik “oja, jarig!”. Mijn verjarie (Surinaams) bracht geluk denk ik, want we hebben geen pech meer gehad met de auto. Rond 14u kwamen we aan bij het resort. Het is nog steeds allemaal jungle, maar eigenaresse Monique heeft een groot stuk gekapt en er een prachtige tuin van gemaakt. Er staan een aantal keurige huisjes, de tuin barst van de planten en bomen die vogeltjes aantrekken, en er loopt een riviertje langs.

We hebben die middag lekker gebaad, gelezen, vogeltjes gekeken en genoten van de privacy. Het was heus gezellig met Dion en John, maar je bent wel continu in elkaars nabije omgeving. Ik vond het fijn om nu eens echt rustig met z’n tweetjes bij het huisje te kunnen zitten. In deze zin zit al heel veel luxe: stoelen! Huisje met badkamer en toilet! Bed met matras!

Het was zo de rustigste verjaardag die ik in mijn nu 27 jaar heb gehad. Het stomme was dat we hier geen internet of zelfs maar mobiel bereik hadden, dus ik kon niet eens Bette feliciteren. Zo ‘alleen’ jarig zijn, in plaats van samen, vond ik helemaal niks! Als ik het een beetje kan voorkomen in de toekomst, ga ik dat zeker doen. Sowieso was het heel jammer om geen contact te kunnen hebben met familie :( en ik begreep later dat het thuisfront behoorlijk ongerust was geweest om dat ze zo lang niets van ons hadden gehoord… Nogmaals sorry! Het is een les geweest.

De volgende dag vertrokken we rond 11u vanuit Fallawatra richting Paramaribo. Dion was al vroeg vertrokken (hij kan het wel!), want hij wilde in één dag terug rijden naar Apoera. Ik ben heel benieuwd of hij nog vast heeft gezeten onderweg… Wij mochten meerijden met Monique, in haar stoere Toyota Hilux. Monique zelf is ook van het stoere type, lekker bazig (beetje à la Stephanie) en ze heeft dit hele resort 10 jaar geleden zelf opgezet. Ze woont deels met haar man en kinderen in de stad, maar brengt de meeste tijd op Fallawatra door. Ze heeft vaak tijdelijke medewerkers in dienst die ze heel effectief rond commandeert en die haar “mevrouw Monique” moeten noemen, maar alles gebeurt met een hele hoop gelach erbij. Ze zorgt ook goed voor hen: ze krijgen kost en inwoning, een salaris en Monique betaalt zorgkosten. “Onze” kok John ging nu ook een paar maanden voor haar werken, omdat Dion een tijdje geen tours doet.

Ze rijdt ongeveer 2x per week heen- en weer naar de stad, wat 8 uur over die beruchte, slechte weg is. Hij was inderdaad wel slecht, maar die Hilux stuiterde er vrolijk en vlot overheen. Halverwege picknickten we staand bij de auto, de uitlaatklep gebruikten we als tafeltje. Alles verliep vlotjes, tot we om 17u bij een dorpje kwamen waar de weg was overstroomd. Dat zou de Hilux niet tegenhouden, maar… de mensen die de weg barricadeerden wel. De bewoners van het dorp hier blokkeerden de weg als protest tegen de regering dat de weg zo slecht was en er niets aan gedaan wordt. Het probleem zit hem in de zware houttrucks. Als die bij nat weer over de onverharde weg rijden, wordt dat één grote verzakte modderkuil. Voor de bewoners is die weg grote delen van de tijd nauwelijks begaanbaar. Die houttrucks moeten officieel wachten tot de weg droog is voor ze er op mogen rijden, maar dat doen ze in de praktijk niet. De regering doet daar ook niks aan, want zij verdienen geld aan de houtconcessies (de rechten om het hout te kappen). Voor de houtbedrijven is het natuurlijk ook allemaal geld-geld-geld waar het om draait, stilstaan is verlies. Ik dacht nog even: is een verharde weg dan beter? Maar met al die zware regenbuien die het asfalt stuk slaan, lijkt dat ook binnen no time meer op een agility ladder voor weggebruikers dan op een weg. Dat merken we hier in Nickerie ook met fietsen.

We konden dus niet verder rijden en sloten achteraan aan in de rij met wachtende auto’s. We stapten uit om polshoogte te nemen. Monique vertelde dat deze mensen al vaker hebben geprotesteerd, maar dat ze eigenlijk altijd naast de weg gaan zitten. Auto’s kunnen dan gewoon doorrijden. Ze heeft een keer met hen gepraat en geadviseerd om óp de weg te gaan zitten, dat dat meer effectief zou zijn. Dat advies hebben ze dus ter harte genomen en inderdaad, het werkt. Maar wij waren er niet blij mee! We zouden pas na 2 uur verder mogen rijden. Ik zag het al helemaal voor me: pas heel laat in Paramaribo centrum aankomen, dan in het onveilige donker op zoek naar een dure taxi die ons naar Meerzorg kon brengen, midden in de nacht aankomen bij ons hotel, geen avondeten… vooral dat laatste vond ik moeilijk, ik had namelijk al honger. Nouja, die was niet echt verdwenen. Tijdens het reizen denkt mijn lichaam continue ‘haal maar binnen die energie,  je weet niet wat er nog komt!’ – zo voelt het tenminste.

Maar we zijn natuurlijk wel in Suriname. Dus toen Monique met een dik pakket aan SRD’s wapperde, werd de blokkade opeens opgeheven en konden we meteen doorrijden. Erg bijzondere gang van zaken, maar mij hoor je niet klagen. Helemaal blij en een stuk minder verreist én minder laat dan gevreesd, kwamen we bij het Peperpot Hotel aan. Voor onze laatste drie dagen samen hadden we een lekker luxe hotel uitgezocht, zodat we optimaal van deze dagen konden genieten. Dat begon al direct toen we in het restaurant gingen eten dat bij het hotel hoort, dat bevindt zich in de voormalige plantage-eigenaarswoning. Die mooie omgeving gaf een speciaal gevoel, en toen het dessert werd geserveerd (lava cakjes) voelde ik me helemaal jarig met zo’n taartje!