Week 6… dat betekent dat ik al over de helft van het coschap ben! Na de week op nursery was ik toch echt wel klaar op Maternity, dus ik ging naar Paediatrics = kinderen. Ik had er heel veel zin in, want ik vind kinderen leuk (what’s new, ik vind alles leuk) maar er staat ook een clinical officer die heel fijn in de omgang is.

Wat ik trouwens nog wel moet toelichten, is dat ik er in overleg met Wouter een stage van 10 weken van heb mogen maken in plaats van 12. Dat betekent dat ik in die twee weken tijd heb om samen met Michel te gaan reizen! Dit is de tweede of derde week hier al geregeld en het heeft gemaakt dat de hele stage voor mij toch een stuk draaglijker leek. Of ik Michel nu 13 weken = bijna 3 maanden = een kwart jaar moest missen of 10 weken, dat scheelt voor mij heel veel. Bovendien vind ik het zo leuk dat hij Malawi nu kan zien!

De week begon wat minder, zonder stroom. Dat zijn de minst opbeurende ontbijtjes met droog brood, of als je geluk hebt staat er nog wat yoghurt in de koelkast. Nu gaat er misschien een belletje rinkelen – Louise, jij ging toch zelf yoghurt maken? Nditu nditu (= true, true), maar daarvoor heb ik ook heet water nodig én een koelkast die de yoghurt koel houdt en dat wordt ook knap lastig zonder stroom… Maar voor de liefhebbers: er komt een aparte blog over het yoghurt experiment!

Gelukkig geven wij niet zomaar op. Yekta kwam met het ingenieuze idee om Jali te vragen ’s ochtends een vuurtje voor ons te maken op het houtstoofje. Nu konden we daarop theewater koken, eitjes bakken en broodjes roosteren. Dat voelde helemaal lekker camping, maar ook feestelijk na een aantal dagen droog brood.

Op Paeds was het vrij druk, met zo’n 13 patiënten. Meestal liggen er slechts vijf of zes, waarvan één ernstig zieke. Nu hadden we gelukkig maar weinig écht zieke patiënten, vooral malariae, longontstekingen en gastro-enteritiden. Wel hadden we één meisje van elf jaar (HIV negatief) dat die maandagochtend was opgenomen met hoofdpijn, koorts en ze had één keer een koortsstuip gehad. Deze laatste twee symptomen kunnen tekenen zijn voor ernstige malaria, dus de behandeling daarvoor was gestart. Ook was er gestart met brede antibiotica (ceftriaxon). Toen wij haar gingen onderzoeken, reageerde ze nauwelijks op aanspreken en bleek ze ook duidelijk nekstijf te zijn. Dit zijn symptomen die kenmerkend zijn voor meningitis, hersenvliesontsteking, een ziektebeeld heel ernstig kan verlopen. Kinderen kunnen eraan overlijden of restverschijnselen aan overhouden, en het moet behandeld worden met een hoge dosis antibioticum gedurende 14 dagen. Om een meningitis aan te tonen, moet je het vocht onderzoeken dat de hersenen en het ruggenmerg omgeeft, de liquor cerebrospinalis ofwel hersenvocht. Daarvoor doe je een zogenaamde lumbaalpunctie (LP), ruggenprik – net zoals wanneer je iemand vanaf de middel wilt verdoven, maar nu laat je er wat vocht uitlopen in plaats van verdoving te injecteren. De CO gaf aan dat ik die lumbaalpunctie mocht doen, spannend! Ik had het nog nooit gedaan, maar met zijn begeleiding ging het in één keer goed. Het is al geen prettige handeling, maar dat het kind door zoveel mensen wordt vast gehouden maakt de beleving nog veel traumatischer. Na een paar uur kregen we het resultaat: er werden dan wel geen bacterieën gezien, maar de rest van de waarden pasten bij een bacteriële hersenvliesontsteking. Het arme meisje! In de loop van de week knapte ze heel langzaam iets op. Wel bleek ze slecht te eten dus kreeg ze een neusmaagsonde en ook werd ze incontinent voor urine, dus werd er een katheter geplaatst. Daar kwam ook nog bovenop dat de kracht in haar rechter lichaamshelft opeens sterk verminderd was! Dit kan een complicatie zijn van meningitis of van een hersenbloeding bij meningitis, maar de CO zei dat dat niet vaak voorkomt. We hebben haar nog getest voor syphilis, maar dat had ze niet.

Een andere ernstige casus was een jongen van 8 jaar die donderdagochtend vroeg was opgenomen met bloed braken sinds een aantal dagen. Verder was hij heel bleek en had een paar dagen niet goed gegeten, omdat hij dat elke keer weer uitbraakte. Het bloedonderzoek liet zien dat hij erg weinig rode bloedcellen had (Hb van 5 mg/dL), maar nog opvallender waren de extreem hoge witte bloedcellen van  170 *10^9/L!!!! Bovendien had hij erg weinig bloedplaatjes, welke essentieel zijn bij bloedstolling. Eenmaal opgenomen was hij gelukkig redelijk stabiel, want mijn fijne clinical officer was die dag wat minder fijn aanwezig omdat hij het erg druk had met het bezoek van het Malaria-team van de overheid. Zij kwamen checken en praten en beoordelen hoe goed malariagevallen worden in het St. Luke’s. Ik mocht dus met de visites beginnen, maar hij had me al geïnstrueerd om alvast aan de familie te vragen of zij naar het lab wilden gaan om te laten checken of zij bloed konden doneren. Er is hier namelijk meestal geen voorraad bloed, dus als een patiënt bloed nodig heeft wordt van familieleden bepaald of zij dat kunnen doneren. Dat hang af van bloedgroep, maar ook of ze geen bloedarmoede, ontseking of bepaalde ziekten hebben. Soms is dat best een gedoe en moet er allerlei familie van heinde en verre komen omdat de bloedgroepen niet overeenkomen!

Gedurende de dag heeft die jongen een bloedtransfusie gekregen en hebben we hem wat middelen gegeven waardoor het bloed sneller stolt (tranexaminezuur en vitamine K). Het plan was om hem naar Zomba te sturen, want vanwege die hoge witte bloedcellen en lage bloedplaatjes was de verdenking dat hij leukemie had. Dat is een ziekte waarbij er een ongeremde aanmaak en groei van van de witte bloedcellen is, welke normaliter verantwoordelijk zijn voor het bestrijden van infecties maar bij deze ziekte zijn ze niet goed gemaakt, dus kunnen ze die taak helemaal niet uitvoeren. Deze overproductie brengt daarnaast de aanmaak van bloedplaatjes en rode bloedcellen in verdringing, waardoor je bloedarmoede en stollingsproblemen kunt krijgen.

De CO en ik hadden echter niet heel erg veel haast met die jongen naar Zomba verwijzen, want hij braakte niet meer, hield eten binnen, zijn bloeddruk en hartslag waren goed en om eerlijk te zijn waren we de hele dag vooral bezig met zorgen dat hij een bloedtransfusie kreeg. Ik was dan ook erg geschrokken toen ik vrijdagochtend tijdens de morning report hoorde dat hij was overleden… Helaas is het me niet duidelijk geworden wat er precies is gebeurd, waarschijnlijk was hij toch ergens flink aan het bloeden.

Het bezoek van het Malaria-team was trouwens ook heel interessant. Het hield onder in dat de afgevaardigde samen met de CO een paar dossiers uitkoos, de gang van zaken besprak en op basis daarvan feedback gaf. Daar kwamen best nuttige dingen uit, waarvan beide mannen vonden dat dat een keer tijdens de ochtendoverdracht besproken moest worden. Toen dacht ik: aha, opportunity! Ik moest toch nog een presentatie houden en ik had nog geen onderwerp, dus dit zou een mooie combinatie zijn. Ik heb het meteen bij de CO aangegeven, die het ook een goed idee vond.

Mijn pak! Mijn (nog) blije gezicht!

Woensdagmiddag kon ik naar de kleermaken om mijn jumpsuit op te halen, die was me toch leuk gelukt! Donderdagmiddag ging ik met de minibus naar Zomba, waar ik had afgesproken met Doris. Terwijl ik instapte voelde ik al dat ik met mijn rechter bil ergens langs streek, maar ik besteedde er niet zoveel aandacht aan. Toen we al een halfuur door Zomba gelopen hadden, riep Doris ineens “Er zit een gat in je broek!” Midden op mijn rechterbil zat er een winkelhaak van zo’n 5cm en zo had je prachtig uitzicht op mijn witte bil met een rode schram. Oh oh oh wat baalde ik! Ik had wel een vestje dat ik om mijn middel kon binden om het aan het zicht te onttrekken, maar ik was juist zo blij met dit pak ☹.

Gelukkig was er die donderdagmiddag eerder iets gebeurd waardoor ik zó was opgevrolijkt, dat mijn stemming met geen mogelijkheid bedorven kon worden. Toen ik eerder die dag thuisgekomen was uit het ziekenhuis, had er namelijk een verrassing op me liggen wachten. Meteen toen ik was binnengekomen trok Bea, de huishoudster, me mee naar de woonkamer en duwde het in mijn hand: een brief vanuit Nederland! Geschreven door oma Zijp, op speciaal briefpapier met een foto van een tweejarige Bette en Louise erop. Ze had het in 1997 voor haar zestigste verjaardag gekregen en was het nu tegengekomen in een lade. Ik vond het heel fijn om een berichtje van haar uit Nederland te lezen en dan ook op zo’n speciale manier! Ik was meteen extra gemotiveerd om nog meer mijn best te doen om de kaartjes die ik 5 weken terug had gekocht, éindelijk op de post te doen. Dat me dat nog niet gelukt is klinkt alsof ik nog te weinig effectief ben om veters te strikken, maar dit is serieus een behoorlijke uitdaging. Want: A) Postzegels en enveloppen moeten worden gekocht bij een postkantoor, B) het postkantoor zit helemaal in Zomba, C) de openingstijden daarvan, zie hieronder:

Mijn werktijden vallen dus bijna precies binnen de openingstijden, en met een reistijd van minstens 45 minuten met minibus meegerekend is dat niet te halen. Dan zou ik dus een middag eerder weg moeten gaan… wat ik die donderdag ook deed! Om 15.00 uur liep ik het ziekenhuis uit, maar toen kwam ik in een foute minibus terecht die precies één minuut na sluitingstijd voor het postkantoor stopte. Daarna heb ik het in het weekend nog in een andere stad bij een postkantoor geprobeerd, die helaas het hele weekend gesloten bleek te zijn. Zodoende is het mijn queeste van dit coschap geworden, maar ik ben nu vastbesloten om mijn antwoord op oma’s brief te versturen!